sofieontheroad.reismee.nl

Zwijggeld, pickpockets en spam

Door Wim
Ons vertrek van bij het gastgezin op het eiland Madura ging gepaard met een aantal plichtplegingen. Zo moest en zou gastheer Lee ons trots meenemen naar een steenmijn. Onderweg lieten we enkele foto’s zien van de indrukwekkende mijn die we de dag ervoor toevallig met zijn 150 cc scooter passeerden. Meteen de reden dat die scooter van voor tot achter onder het witte stof hing (sorry Lee). Helaas was 'zijn' mijn nog een pak stoffiger en wilde hij er per se oprijden terwijl er volle bedrijvigheid was van graafkranen en vrachtwagens. We moesten uitstappen dus ploften we even met onze sandalen door de centimeters wit stof voor we terug in zijn propere auto kropen. Eigen schuld dit keer, Lee.
Toen hij besefte dat hij met 'zijn' steenmijn onze vondst van gisteren niet kon overtreffen zocht hij nog ergens een veld met tabaksplanten omdat hij begrepen had dat we dat nog niet gezien hadden. Communicatiefoutje dat we met een beleefdheidsfoto van het veld hebben opgelost.
Zijn schoonmoeder wilde ons dan weer volproppen met allerlei koekjes en wafeltjes, en bij ons afscheid moesten we na ons eigen ontbijt ook nog een bord huisgemaakte soep met rijst proeven. Zeer vriendelijk en lekker, maar veel te veel.
We namen de trein terug naar Surabaya waar we nog een dagje gevuld hebben met bezoekjes aan de in verval zijnde Hi-Tech Mall en een sigarettenfabriek. We wilden nu toch wel weten waar die tabaksbladeren van dat veldje naartoe gaan.
Dineren in Indonesië kan allerlei vormen aannemen. Je hebt de echte restaurants (te duur voor de locals), de TL-verlichte lokale zaken, de bakfietsstraatstandjes en de tenten op straat die elke avond opgesteld en terug afgebroken worden. Hier zit je op banken aan lange tafels. De mensen leven hier vooral buiten. Bij de straattentrestaurants passeren ook de muzikanten langs de tafels. De ene al muzikaler dan de andere. We ondergingen dit in het begin, en na lange tijd gaven ze het dan wel op. Ondertussen hebben we door hoe het werkt. Vanaf het moment dat je een geldbriefje geeft houden ze onmiddellijk op. Hoe slechter iemand speelt of zingt, hoe sneller er geld gegeven wordt. Je geeft ze dus zwijggeld. Konden we dat ook maar bij de moskeeën doen. Terwijl het de norm is om vijf keer per dag op te roepen voor gebed, lijkt het erop dat je op Java overspoeld wordt door eeuwigdurende gezangen die enkel westerlingen storen. Ik beschouw het als spam.
De tussenstop in de stad maakten we onderweg naar een van de hoogtepunten van de reis: de Bromo-vulkaan. Prachtige natuur en beroemd voor zijn zonsopgang. Jammer genoeg is de weg er naartoe ook berucht voor de pickpockets, veel te dure transporten en obscure overnachtingsplaatsen. We bereidden ons dus voor op het ergste.
Een korte zoektocht en vereende krachten met vier Duitsers bezorgde ons al twee comfortabele zitjes naar het op dik 2200 meter hoogte gelegen Cemoro Lawang, van waar we de vulkaan gingen aanvallen.
Dat hebben we meteen gedaan met een wandeling door de sea of sand om aan vulkaan Bromo te geraken. Die sea of sand mag je letterlijk nemen, het is een immense vlakte waar je een vijftal centimeter in het grijsbruine zand/stof zakt zodat je op den duur zelf volledig met een stoflaag bedekt bent. Daarna nog even 253 treden beklommen om letterlijk op de rand van de vulkaan te staan. Zijn laatste uitbarsting was in 2015, hopelijk blijft hij nog een dagje rustig. Indrukwekkend; een mens wordt er stil van, maar dat kan ook aan de combinatie van ijle lucht en een gebrek aan conditie liggen.
De zoektocht naar onze homestay leidde ons te voet naar het 300 steile meters lager gelegen Ngadisari waar we de eigenaar contacteerden voor het juiste adres. Hij kwam ons oppikken met de brommer en voerde ons diezelfde 300 meter terug naar boven tot 20 meter naast ons vetrekpunt. Voilà, hier is't. Gelukkig viel de kamer goed mee, en was er zelfs een warme douche. Een zeldzaamheid tijdens de reis. Lang konden we er niet van genieten want de volgende ochtend stond de wekker op twee uur om de zonsopgang rond de vulkaan te bewonderen. De zon kwam pas op om 5.37 uur, maar we hadden eerst nog een wandeling van anderhalf uur te doen. Steil bergop deze keer. En de zonsopgang is populair dus je moet op tijd vertrekken als je een comfortabeler plaatsje wilt bemachtigen. De vallende sterren die we onderweg naar boven zagen verzachtten de spier- en ontwaakpijnen. Onze pot met wensen was leeg na een tijdje dus die moesten we ook al niet meer meezeulen.
Boven gekomen konden we gelukkig nog even in het donker op adem komen want de zonsopgang was adembenemend. Mooie kleuren, de sea of sand bedekt met een laag wolkendek waar de vulkaan (eigenlijk zijn er zelfs vijf vulkanen, waarvan twee nog actief) bovenuit rijst. De natuur creëert mooie dingen.
Ondanks (of dankzij) we voorbereid waren op een worst case scenario met diefstallen, afzetterij en kakkerlekkenkamers is dit deel van de reis in zijn geheel een aangename meevaller geweest. Het internet heeft niet altijd gelijk.
Na al dat natuurschoon was de volgende bestemming een door de mens gemaakt prachtexemplaar: de grootste boeddhistische tempel ter wereld, die van Borobudur. Ook beroemd voor zijn mooie zonsopgang en we hadden de smaak te pakken dus: wekker op drie uur en hop! Anders dan de vele tempels van Prambanan staat hier één groot massief geheel. Een vierkante basis van 118 x 118 meter, 35 meter hoog, 9 levels vol sculpturen, beelden en uit steen gehouwen boeddhistische verhalen. De mens creëert ook mooie dingen…
Ook door de mens gecreëerd en niet altijd even functioneel is het internet. Pogingen om foto’s te posten op de blogsite hebben we moeten staken. Bij thuiskomst ondernemen we hiervoor een nieuwe poging.



Islamic Java's got talent... en serieus wat Alzheimer


Het paradijs… Dat waren drie en een halve dag op Karimunjawa, een eiland 90 km ten noorden van Java. Weinig verkeer, kleine afgeschermde strandjes, rondtoeren met de scooter, heerlijk allemaal. Alleen, om in het paradijs te geraken, moest je wel eerst door de hel. In de vorm van een boottocht met de Bahari Express, de fast boat die er 3 uur zou over doen. We waren al een paar dagen de weersvoorspellingen aan het volgen en de hoogte van de golven op een kaart van het maritiem instituut in het oog aan het houden. De boot vaart namelijk tot en met golven van 3 meter, bij hogere golven blijft hij liggen waar hij ligt. Voor mij waren golven van een meter al genoeg, maar het belangrijkste was vooral dát de boot zou varen. We boeken niet veel op voorhand, maar nu was de boot geboekt én een hotelletje op Karimunjawa. Als de boot niet vertrok, waren we beide kwijt. En we hadden de tickets al veel te duur betaald. De dame van het hotel had onze betaling (via PayPal) veel te lang laten liggen, kon vervolgens niet meer de tickets krijgen in de klasse die we wilden, vroeg ons bijna het dubbele dan wat zwart op wit op de tickets stond en durfde dan nog te klagen dat we zeker niet wisten wat voor een stress dat met zich meebracht, op tijd boeken en dat ze personeel moest sturen om de tickets te gaan kopen (om de hoek nota bene) en dat ze die ook moest betalen, etc., etc.,…
Enfin, we wilden echt wel met de boot mee. En dat kon ook, want hoera, hoezee (hebben jullie hem?), de golven waren die dag maar tussen 0,5 en 0,75 meter. Maar OMG, wat ging die boot tekeer… van boven naar onder, van links naar rechts, … Moeilijk om zo naar de horizon te blijven kijken, vooral als je net zoals ik juist boven het raampje uitkomt. Een heleboel mensen werden wit rondom de neus, anderen werden helemaal groen, een enkeling viel flauw en de plastic zakjes gingen rijkelijk rond. Wij kwamen de tocht goed door, maar er zijn toch comfortabelere manieren van reizen. Maar goed, je moet er wat voor over hebben om in het paradijs te geraken.
Dat er in dat paradijs ook een god was en dat die Allah heette, dat hebben we geweten. Ok, Indonesië is een islamitisch land. Geen problemen mee. Ik ging al vaker op reis naar moslimlanden, woonde zelfs in Egypte en nooit heeft het me gestoord. Maar hier wordt er toch wel een beetje overdreven. Voor diegenen die niet mee zouden zijn met de Islamitische geplogenheden, wel, de muezzin roept normaal gezien 5 keer per dag op tot gebed. Dat duurt zo’n 5 minuutjes en dan heb je dat ook weer gehad. Hier echter gaat het precies de hele dag door. Voor je het weet zijn ze een half uur aan het zingen, dan stoppen ze 10 minuten en haal je opgelucht adem, waarna ze weer beginnen aan een concert van een half uur. Ik verdenk de mensen ervan dat ze hun demo’s opsturen naar de moskee en op die manier hopen ontdekt te worden. Een soort Islamitisch Java’s got talent, helaas meestal zonder dat laatste. Alzheimer hebben ze dan weer duidelijk wel. Als je niet eens kan onthouden dat je 5 keer moet bidden, zonder dat je daar de hele dag moet worden aan herinnerd, ... Het heeft me dus nog nergens gestoord, maar hier zou je zowaar een afkeer van de Islam krijgen.
Maar goed, we waren toch maar mooi in het paradijs. We scooterden dat het een lieve lust was, snorkelden boven koraal en tussen de vissen, dronken liters ice lemon tea, smeerden evenveel liters zonnecrème en hadden eindelijk een echt vakantiegevoel. Dat werd echter overschaduwd door het feit dat we terug moesten en wel opnieuw met de Bahari Express. Dit keer echter met, nog steeds veel te dure, business tickets i.p.v. VIP. Een verdiep lager dus, wat meer deining betekende. En wat meer was, de kaart van de golven kleurde dit keer groen i.p.v. blauw, wat wilde zeggen hogere golven, nl. van 1 tot 1,25 meter. Wetende wat we wisten en zonder al te veel zin in een bumpy ride, haalden we alles uit de kast om niet met de boot terug te moeten, dure tickets of niet. Helaas was de kast leeg en alle vluchten van de volgende dagen vol en moesten we dus terug zoals we waren gekomen. Gelukkig ging het ook dit keer voor ons goed (weer in tegenstelling tot bij vele anderen) en hadden we 3 uur later weer vaste grond onder onze voeten.
Die grond hebben we gelukkig hier nog niet voelen trillen zoals op de naburige eilanden Bali of Lombok, dus we kunnen iedereen geruststellen, we zijn ok.
Omdat onze dagen aan zee ons deugd hadden gedaan, besloten we onze provisoire plannen te wijzigen en naar Madura te trekken, een eiland ten noordoosten van Java, door een brug van 5 km met dat laatste verbonden. Hier kon je niet echt op het strand gaan liggen of zo, maar het is er rustiger en onnoemelijk veel groener dan op Java zelf. We zagen er ook producten die we op Java niet hadden gezien. Zo doen ze er aan zoutwinning, kom je velden vol tabak en chilipepertjes tegen en ziet het eiland wit van het poeder uit krijtsteengroeves. Volgens mij waren we ook de eerste en enige toeristen die op het eiland kwamen, want de keren dat we op de foto moesten waren zelfs niet meer op al onze vingers en tenen samen te tellen. We hebben de kunst van het poseren zowaar bijna onder de knie.
Op Madura verbleven we via Airbnb bij een lokaal gezin, katholieken dit keer. Hun God leeft hier vredevol naast Allah, alleen maken ze voor hem wat minder lawaai. Maar gelijk welke god het hier voor het zeggen heeft, over water lopen kunnen ze hier allemaal… De rivieren en kanalen liggen immers zo dik bezaaid met afval, dat dat zelfs voor ons een koud kunstje zou zijn… Plastic soup, daar hebben ze hier waarschijnlijk nog nooit van gehoord...


Westerse toeristen zijn unisex

We hebben de stinkende stad Bandung achter ons gelaten. De trein is altijd een beetje reizen, en dat merkten we reeds na enkele kilometers. Vanuit onze nieuwe Executive-zetels zagen we de grauwe gebouwen stilaan plaats maken voor groene rijstvelden. We waren op weg naar Yogyakarta, Jogja voor de vrienden. Opnieuw een stad (oei…), wel maar met een goeie half miljoen inwoners. Bij aankomst echter voelde het eigenlijk meer aan als een groot dorp, maar wel eentje waar elke dag de hele dag een 'marktdrukte' heerst. Veel aangenamer dan Bandung.
Een stukje buiten Jogja ligt Prambanan, een complex met een aantal Boeddhistische en Hindoeïstische tempels en overblijfselen ervan. Om de grap van Grab niet opnieuw te beleven huurden we een scooter. 70.000 roepia voor 1 dag, amai dat lijkt veel; even omrekenen: ah ja, net geen 4,5 euro. Goed dat we hadden afgepingeld van 80.000...
We vertrokken voor 6 uur (in de ochtend, jawel) met twee op de scooter naar de tempels om er bij zonsopgang te zijn. Ondanks de prima samenwerking tussen Sofie achterop met de gps in de hand en mezelf naar 5 kanten kijkend (4 opzij én naar beneden om de putten en drempels te ontwijken) was het toch wat verder dan verwacht en de drukke viervaksbanen kruisen met zo’n 50 cc'tje is ook een tijdrovende uitdaging voor de toeristen die we zijn.
Maar het was de moeite waard. De zonsopgang hebben we gemist, maar we waren er bijna eerst, zodat we de indrukwekkende gebouwen voor onszelf hadden. Genoeg fotogenieke plekjes, beelden en stenen om een halve dag te vullen. Na enkele uren kwamen de hordes lokale toeristen. Die hadden een bonus met 2 witten die zomaar onder lichte dwang voor hun lens kwamen staan. “Mister! Mister! Photo?”. Het meer dwingende “Hé mister!” gevolgd door een flash vond ik al minder sympathiek. Dat hebben we trouwens overal. Maar meestal volgt er gegiechel als de meisjes, jongens, dames of heren het aangedurfd hebben om die zeldzame witte aan te spreken. Het maakt trouwens niet uit of ze Sofie of mij aanspreken, we zijn allemaal 'mister'. Unisex dus. Ook als we ergens staan, stappen of rijden horen we steevast iemand roepen “Mister!”, ook de vragen “What is your name" of (niet en) “Where are you from?” volgen. Dikwijls uit het open venster van voorbijrijdende auto’s, dus de kans om te antwoorden is nihil…
Na 2 dagen Jogja reisden we verder naar Surakarta, met ook weer een officieel koosnaampje: Solo. Opnieuw met de trein in Executive-klasse. Deze was echter enkele decennia ouder en het ticket was een pak duurder. De logica ontgaat me, maar ondertussen heb ik al geleerd dat onze logica niet altijd strookt met de Indonesische…
In Solo hadden we de jackpot gewonnen. We kwamen aan in Cakra Homestay, ons verblijf voor de komende 3 nachten. Een knap authentiek gebouwencomplex, rustig, een hemels zwembad… Katsjing!
Na die eerste euforie zagen we echter stilaan de mankementen: telkens je in de keuken kwam sprong er ergens een rat weg. De kamer was vuil, de handdoeken waren transparant door de slijtage en de badkamer was de naam niet waardig wegens het ontbreken van een wasbak en een wc-spoelbak (doorspoelen met het scheppotje, a.u.b.). Het deurslot van de kamer ging niet los, pas na een aantal keer proberen, wringen en mikken geraakten we telkens binnen. De buren hadden hetzelfde probleem en hadden zich zo in de kamer opgesloten. Door het venster ontsnappen was hun oplossing. Op dag 1 bij aankomst hadden we er echter nog het volle vertrouwen in: de vriendelijke medewerker stelde zelf voor om te informeren naar een door to door-bus die we enkele dagen later konden nemen naar onze volgende bestemming en we wilden fietsen huren op dag 3: geen probleem volgens de brave man. Op dag 2 bleek hij echter spoorloos verdwenen; “My friend is sick.” volgens de eigenaar. Of hij misschien zelf kon informeren? Niet echt. We zagen de bui al van ver hangen en gingen dus zelf op zoek naar fietsen en een bus.
Na een zoektocht en enkele telefoontjes had Sofie de vermoedelijk enige 2 huurfietsen in de stad gevonden. Ik op een witte meisjesfiets waar de gemiddelde communicant mee zou beledigd zijn, maar wel met versnellingen en een mandje vooraan. Handig. Minder handig was dat het fietsje een maat of 6 te klein was. De stoere mountainbike die perfect bij mijn imago paste was echter nóg kleiner, wat mijn keuze beperkte tot het Tinkerbelfietsje en Sofie op het alle-terreinbeest kon vertrekken. Het zij zo.
Maar toegegeven, we hebben er onze dag mee kunnen vullen. En de dorpelingen die normaal nooit blanken in hun straat zien hebben we toch maar weer een hoogdag bezorgd, getuige hun staar-wijs-lachreflex.
Enfin, de bus naar onze volgende bestemming (Jepara) hebben we dus ook zelf moeten fixen. Op dag 3 was onze vriend plots volledig genezen, maar 'iets' doen lukte precies toch nog niet zo goed.
Dus wij de volgende ochtend de bus op richting een van de hoogtepunten van de reis. En daarover lees je later meer...



Te (ver) gast in Bandung

We zijn hier ongeveer een week ver, tijd dus voor een teken van leven.
We vlogen van Brussel naar Frankfurt en van Frankfurt naar Singapore. We hadden net gelezen dat Singapore Airlines verkozen was als beste luchtvaartmaatschappij van 2018, maar dat kon niet beletten dat we de slaap niet konden vatten. Ik ben er ondertussen achter dat de uitdrukking geen oog dichtdoen ook weer niet helemaal correct is. Ik kan jullie verzekeren dat ik heel vaak een oog heb dichtgedaan, soms om beurt, maar meestal alle twee tegelijk. De betekenis van de uitdrukking, die heb ik wel helemaal waargemaakt. Een mens zou er ook het voordeel van in kunnen zien, we moeten weer een jaar niet naar de cinema, we zijn weer helemaal bij…
Singapore was Singapore, clean, netjes, alles mooi geregeld, maar ik vond wel dat er minder verbodsbordjes stonden dan toen ik er jaren geleden was. Het is er vooral heel westers en zelfs soms beter dan bij ons. Zo hebben ouderen en mensen met een beperking bijvoorbeeld een pasje dat ze voor een lezer bij het verkeerslicht houden, waardoor ze langer tijd hebben om over te steken.
Na twee dagen Singapore vlogen we naar Jakarta, waar we meteen de bus op sprongen naar Bogor. Niet dat daar veel te zien was, we wilden enkel de reistijd wat inkorten. We bezochten wel de botanische tuin, maar deden dat samen met duizenden Indonesische dagtrippers op zondag. Buiten de plaatsen waar er heel serieus uit volle borst karaoke werd gezongen, valser dan vals helaas, viel het wel op dat die duizenden mensen vrij stil waren. Een meevaller en een welkome compensatie voor het drukke verkeer. Blij dat we niet in Jakarta gebleven waren… Alleen waren we nog niet in Bandung, dat nog erger bleek te zijn.
Ondertussen waren we al meermaals gefeliciteerd met onze prestatie op het WK voetbal, alsof we in eigen persoon verantwoordelijk waren voor die bronzen medaille en nog veel keer meer gevraagd op de foto te gaan, alsof we één of andere beroemdheid waren. De politie, uw vriend, werd hier ook waargemaakt, want er werd steeds vriendelijk naar ons gezwaaid, of we werden staande gehouden voor een praatje.
Op culinair vlak bestaat ons dieet vooral uit rijst en noedels, vergezeld van allerlei groenten- en vleesgerechten, die ons allemaal even onbekend in de oren klinken. Sop en nasi dat verstaan we nog wel en ook goreng en pisang zijn ons niet onbekend, maar voor de rest hebben we er het raden naar. Tenzij er natuurlijk poffertjes of klappertaart op het menu staan. Dat kennen we wel. Ook in de rest van de taal hier zie je nog woorden terugkomen uit de tijd van de kolonies. Zo passeerden we gisteren een zaakje dat Knalpot mobil heette, op elke meubelzaak prijkt het woord meubel, kantor is kantoor en menit is minuut. Het komt wel goed met ons Indonesisch…
Of het met de rest van de trip goed komt, dat zullen we nog even afwachten. Gisteren dachten we alvast van niet. Bandung is in ieder geval niet de groene long van Java. Een stad met 2,8 miljoen mensen, evenveel auto’s en dubbel zoveel scootertjes en moto’s en dus als gevolg de hele dag overvolle straten en een econorm die hier de eerste vijftig jaar niet wordt gehaald. Er hangt waarschijnlijk nog een gaswolk om ons heen.
We hadden dan ook het geniale idee de stad voor een dag te ontvluchten en wilden naar Ciwidey, een klein stadje in het groen, met warmwaterbronnen en aardbeienveldjes. Bij het hotel wisten ze ons te vertellen dat er geen bussen reden naar Ciwidey (zo'n 30 km naar het zuiden), wat mij ten zeerste verwonderde. Maar goed, als er wel zouden rijden, moesten we toch eerst de hele stad door op weg naar het busstation en dat zou ons dus flink wat tijd kosten. Beter Grab nemen… Grab is een soort taxidienst, het zusje/broertje van Uber zeg maar. Nu hadden we geen van beiden Uber al gebruikt en we stonden er een beetje sceptisch tegenover, maar goed, we gaven het een kans.
Die kans was echter heel snel verkeken… Het begon nochtans goed. We hadden onze bestemming nog niet ingegeven of we werden al gefeliciteerd omdat er een chauffeur was gevonden. Even met hem gecommuniceerd, gezegd waar we stonden en voilà,… nee toch niet, rit geannuleerd door de driver. Hoezo, geannuleerd? En waarom dan wel? Waarom wilde hij ons opeens niet meer brengen? Op die vragen geeft de app helaas geen antwoorden en daar sta je dan. Hoopvol genoeg om het een tweede keer te proberen. Een tweede chauffeur werd in een mum van tijd gevonden (dat stuk ging wel altijd goed) en stond ook binnen de 5 minuten voor onze neus. Ondanks de ‘fixed price’ die verschijnt op het schermpje, wilde deze man toch nog onderhandelen en vroeg hij een veel hoger bedrag. En daar doen wij dus niet aan mee… Ik wilde nog wel een derde keer proberen, je weet wel, derde keer, goeie keer, drie maal is scheepsrecht enz., maar Wim had het gehad. Een derde chauffeur bood zich echter spontaan aan. Ik vermoed dat drivers kunnen zien wie er op zoek is naar een rit, maar ook deze man wilde weer veel meer dan waar hij recht op had. Hij moest namelijk ook nog terug komen rijden. Dat wij dat nu niet snapten… Laat dat nu juist het idee zijn van Grab, iemand moet ergens heen en biedt aan je mee te nemen, tegen betaling weliswaar, maar wel aan een faire prijs. Eigenlijk is het simpelweg een betaalde lift. Enfin, op het einde van de (onbestaande) rit zijn we niet in Ciwidey geraakt en bleven we dus waar we waren, in het overvolle Bandung. In een hotel waar ze ondertussen onze verdieping hadden volgestouwd met een bus tieners, die helaas niet zo stil waren als de dagtrippers in Bogor.
En Grab? Wat ons betreft is dat gewoon crap…


Coffee in the morning

Niks beter dan een heerlijk kopje koffie... Een opkikker, een bakje troost, gewoon je dagelijkse shot cafeïne,...

Dat is nu net wat we gaan zoeken dit jaar en dat doen we in Java. Eerst een paar dagen Singapore en dan op naar het (ei)land van het hectische Jakarta, de Borobudurtempel en de Bromovulkaan.

Tussendoor luieren we nog even op het paradijselijke Karimunjawa (nooit van gehoord? Wij van tevoren ook niet ;-)), zoek maar op...

Leg dus die atlas maar weer klaar en dan kan je mee genieten. Of dat hopen wij tenminste toch te doen.

Steken al die overvolle busreizen, wiebelende boottochten en treinreizen met de airco op stand 'gigapower' je toch te veel de ogen uit en wil je geen mails meer ontvangen, dan kan je me dat gewoon laten weten en haal ik je van de mailinglijst. No hard feelings, beloofd...


Back in Belgium

Wegens onvoorziene omstandigheden (nee, nee, geen paniek, tussen ons is nog alles koek en ei), staan we sinds vanmorgen 10 dagen eerder dan gepland, terug op Belgische bodem. Weg het rode Afrikaanse stof, de uitgestrekte handjes en de uitlaatgassen van taxi-brousses of het gehobbel van de zebu-karren. In de plaats de uitlaatgassen van de Belgische gouden koeien en het typische zomerweer hier.

We hebben de helft van onze geplande reis kunnen afwerken en hebben een idee van wat Madagascar inhoudt. Jammer van het stuk dat we niet konden doen, maar first things first, sommige dingen zijn eindeloos veel belangrijker dan ergens de toerist uithangen.

Er komen nog wel jaren, met andere bestemmingen, met of zonder rugzak, met of zonder taxi-brousse. Nu eerst even bekomen en dan hebben we weer een jaar om plannen te maken en samen een invulling te geven aan onze zomervakantie. Want dat is één ding dat zeker is, na 15 jaar alleen te hebben gereisd, durf ik nu in alle eerlijkheid zeggen dat ik het waarschijnlijk niet gauw weer zal doen (tenzij voor een paar dagen). Ik weet ook niet of ik het zou kunnen met iemand anders dan Wim, maar daarover hoef ik zelfs mijn hoofd niet te breken...

We zien een aantal van jullie binnenkort wel weer ergens. De lezers op afstand hebben er hopelijk ook van genoten. Misschien hebben we jullie wel wat inspiratie gegeven en anders toch een beetje een beeld van Madagascar. De echte beelden (oh ja, we maakten er wel wat) volgen later. Wegens technische problemen staan ze nog niet op de computer.

Ridders, verloren zonen en mysteries

Wims eerste taxi-brousse rit was er één om U tegen te zeggen... Alles wat maar fout kon gaan, ging ook echt fout. Of nee, ik mag niet overdrijven, het kon nog erger. Deze taxi-brousse vertrok zowaar eens op tijd. We boekten onze plaatsen al voordat we naar Anakao vertrokken. Jawel, uiteraard ook de twee beste. We waren ruim op tijd en hadden dus nog alle keuze. Doe ons dus maar de twee plaatsen naast de chauffeur. Hoe vol immers ook alle rijen achter de chauffeur worden gepropt, vooraan komt er niemand bij. In Madagascar blijkbaar toch. In West-Afrika heb ik dat anders geweten.

Een half uur voor de taxi zou vertrekken kreeg ik telefoon van de maatschappij, of we onderweg waren. Een man van de taxi-brousse die wou controleren of we er waren? Dat kon alleen maar wijzen op een feilloze werking van hun maatschappij. Niets bleek echter minder waar te zijn.

In het kantoortje van de maatschappij werden we vriendelijk ontvangen. Ticket, Madame? Ja hoor, helemaal in orde. De man nam het vriendelijk in ontvangst en een andere bracht ons naar de taxi-brousse. Fout nummer 1... Nooit je ticket afgeven. Je zou kunnen denken dat ik dat na zo'n 15 jaar reizen wel weet, maar kijk, na een aantal dagen op onchristelijke uren opgestaan te zijn, schakelen mijn hersenen blijkbaar toch een versnelling (of twee, drie) lager.

Bij de taxi aangekomen, zaten daar op onze plaatsen heel parmantig een opgeklede man en vrouw. Hij met een kostuum van twee maten te groot, zij met één van de lelijkste pruiken die ik ooit zag. Dat doet uiteraard helemaal niet ter zake, maar zij hadden wel mooi onze plaatsen ingepikt.

Ook al weet ik dat het niet helpt om je daar druk in te maken (in Afrika of all places is het meestal echt wat het is), doe ik dat toch nog steeds. Ik wil niet zomaar zonder slag of stoot alles aannemen. Uiteraard ook weer niet met de letterlijke slag of stoot. Mijn actie is geweldloos. Die slag of stoot kwam later nog wel...

Geen succes dus, we kregen, met een tandpastaglimlach, de twee plaatsen achter de voor ons gereserveerde aangeboden. Alsof dat iets goedmaakte. Dat zijn, ondanks de slechts één rij verschil, werkelijk de allerslechtste plaatsen die er in een taxi-brousse te vinden zijn. Daar wordt immers iedereen bijgeduwd als alle andere rijen al lang vol zijn. En vol hier, in de regionale busjes, is 5, soms 6 mensen op een rij.

Op de vloer liggen dan ook nog grote pakken en zakken opeengestapeld, zodat je knieën ongeveer achter je oren terechtkomen. Vermits mijn knieën niet echt van de beste zijn, maar ik wel enige lenigheid bezit, strekte ik mijn been recht naar boven, tegen de rugleuning van de stoel voor me. Uiteraard lette ik erop niemand te raken. Tussen beide stoelen zat nl. een stuk waartegen niemand leunde, de twee beste stoelen, weet je wel, meer dan genoeg plaats vooraan. Fout nummer twee...

Dat zinde blijkbaar mijn buurman niet, want die ging het klikken tegen de man en vrouw voor me, waarop de man mijn voet hardhandig van de stoel afsloeg. Ik reageerde daarop met te zeggen dat ik toch niemand had geraakt, maar daarop stond de man voor me recht, draaide zich om, keek me dreigend aan en zou me zowaar geslagen hebben als Wim niet ook was rechtgestaan (voor zover dat kon toch) en zijn hand had gehoffen. Een man bereid voor me op de vuist te gaan, mijn eigen koene ridder... Mijn hart zwol in mijn borst van trots.

Enfin, gemoederen bedaard, auto volgepropt, onderweg maar 1 keer platte band, de klikspaan naast me stiekem aan het roken achter zijn rieten hoedje, samenzweerderig fluisterend met zijn buurman, die moest in het oog houden of de kust veilig was, ... een rit van een dikke 5 uur in plaats van de beloofde drie en dat allemaal om te geraken tot in Ilakaka en niet tot in Ranohira, waarvoor we wel betaald hadden.

Alleen konden we dat zonder ticket niet meer bewijzen natuurlijk. Gelukkig was er even daarvoor een man bij op onze rij geduwd, die ons al had verteld dat de rit niet verder ging en waaraan we hadden uitgelegd dat we geen ticket meer hadden. Die man was zo vriendelijk om aan de chauffeur onze situatie uit te leggen en die was op zijn beurt zo vriendelijk om voor ons de rit naar Ranohira te betalen. Geloof in de medemens weer opgekrikt...

Op die twee bewuste taxi-brousses van die dag zaten ook twee Duitse meisjes die we al in Anakao hadden gezien. Met hen en een jong Zwitsers koppel maakten we de volgende dag een tocht door het Isalo national park. Prachtige natuur, de prairies, de jungle en de vergezichten waarover Wim al sprak en een fikse wandeling. Een mooie dag...

De Duitse meisjes hadden blijkbaar in de Tsingy een week daarvoor de hele dag net achter ons gelopen en ons gezien met Julian, de jonge Zwitser die we op sleeptouw hadden. Ook bij de Avenue des Baobabs een paar dagen later hadden ze ons gezien en ze dachten dat Julian onze zoon was. In Anakao was hij plots niet meer bij ons en nu bekenden ze dat ze zich hadden afgevraagd of wij nu echt onze zoon achtergelaten hadden. We worden oud... Of we zien er waarschijnlijk zo uit (zal ook wel weer een gevolg zijn van het vroege opstaan).

De tweede dag in Ranohira hebben we eindelijk eens niets gedaan. We waren allebei toe aan wat ontspanning en eens niets moeten. We lieten onze was doen en werden daarbij bijna afgezet door twee ondernemende poetsvrouwen die een lucratieve bijverdienste dachten gevonden te hebben. Fijn, zo'n ondernemende vrouwen, maar niet als het over mijn portemonnee gaat.

Van Ranohira ging het in stijl naar Ambalavao. De eerste taxi-brousse die morgen hadden we op een haar na gemist, vooral omdat niemand ons kon zeggen wanneer die zou aankomen of vertrekken. Ranohira heeft nl. geen eigen taxi-brousse station en dus bellen ze om te vragen om te passeren. Een soort belbus avant la lettre als het ware...

De volgende taxi-brousses waren allemaal op weg, alleen hebben we er geen enkele zien aankomen. Uiteindelijk zijn we gereisd met een grotere bus, die toeristen had afgezet in Tulear en leeg naar Tana terugreed. Voor maar 10000 Ariary (3 euro) meer een eigen, volledige stoel, zelfs een volledige bus, dat was pas reizen...

We geraakten vlot in Ambalavao en de dag erna in Ambositra, waar we als een echte Sherlock en Watson geconfronteerd werden met het mysterie van de gestolen vrachtwagen van Horst traiteur. Of tenminste, dat willen wij toch graag geloven...

Een vrachtwagen die er naar Malagassi normen veel te nieuw uitzag, met het shipping label er nog op en een Belgisch wegenvignet voor 2017? In Ambalavao of all places? Euhhhhh, nee, dat leek ons wel sterk. Wij dus op zoek naar sporen van diefstal. Al snel had de man in een stalletje aan de overkant van de straat door dat we de vrachtwagen wel heel erg interessant vonden en hij hield ons met arendsogen in het oog. Een chassisnummer hebben we niet gevonden, maar foto's hebben we wel gemaakt. Onze speurtocht wordt in België vervolgd...

Ach, waarom niet? (onze trip door de ogen van Wim)

Op een dag vind je de vrouw van je leven. Het zou een slogan kunnen zijn van een relatiebureau. Blijkt dat die vrouw op het moment van kennismaking al een aanzienlijk deel van de wereld door haar cameralens heeft zien passeren.

Vorig jaar waren haar plannen reeds gesmeed toen de bewuste dag van die slogan aanbrak.

Dit jaar echter zouden we er een duoreis van maken, maar naar waar...? Ik heb nog redelijk wat vinkjes te zetten op mijn bucketlist, Sofie wordt al wat kieskeuriger.

Na enkele wereldwijde bestemmingen te overlopen bleek Madagascar een optie. Vluchten bekeken, nog wat gewikt, gewogen, getwijfeld en geteld... Ach, waarom niet...

Ondertussen zijn we halverwege de reis en kan ik al een aantal keer 'daarom niet' zeggen.

Misschien omdat ik hier elke dag vroeger moet opstaan dan wanneer ik ga werken? Of omdat je hier in een taxi-brousse minibusje wordt gewrongen met 25 volwassenen plus een baby (gelukkig kan de bagage metershoog bovenop het dak gestapeld worden, handig...). In een ander busje leunend (lees: geduwd door de vijf anderen op dezelfde rij) tegen de schuifdeur waarvan het slot kapot is (niet erg, het slot wordt vervangen door een touwtje. Safety first, nietwaar?). Of is het omdat je op elke straathoek om geld, cadeau of bonbon wordt gevraagd; de ene zielig, de andere eisend. Met de vazaha (de witten) is geld te verdienen, dat hebben ze hier al wel begrepen. Dat dit niet altijd op een eerlijke manier gebeurt, werkt ook weer niet in hun voordeel...

Kortom, redenen genoeg om thuis te blijven, en ik heb mezelf al meermaals de vraag gesteld: "Waarom wel?"

En dan zie ik een heel ander Madagascar. Want als die bedelende kindjes geen vazaha in het vizier hebben, spelen en dansen ze alsof het een lieve lust is. Voor elke kerel die probeerde ons of andere reizigers 'af te zetten', zijn er twee anderen die dan -letterlijk- een helpende hand uitsteken, geen argent of bonbon nodig.

Dan zie ik ook de vriendelijk lachende mensen, wuivend naar elke blanke.

Je kan niet naast de machtige variatie in landschappen tussen kust en bergtoppen. 's Ochtends sta je op het strand, tweehonderd kilometer/amper acht uurtjes rijden met de taxi-brousse met kapotte deur later sta je op een prairie met prachtig vergezicht. Drie kilometer verderop plons je in de jungle met je voeten in fris stromend water tussen de lemuren.

Waarom wel, waarom niet?

Momenteel heb ik er nog geen pasklaar antwoord op. De komende twee weken ben ik nog te druk bezig om alle indrukken te verwerken.


Wim

Deze reis is mede mogelijk gemaakt door:

Hamba